Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen bouwde Salomo een [15]hoogte voor [16]Kamos, het verfoeisel [17]der Moabieten, op den [18]berg, die voor Jeruzalem is, en voor [19]Molech, het verfoeisel der kinderen Ammons. 15. Zie Lev.26:30. 16. De naam van een afgod der Moabieten en Ammonieten, van denwelken zie ook Num.21:29; Richt.11:24; Jer.48:7. Dezen met de twee afgoden, gemeld vs.5, heeft de vrome koning Josia weggenomen; 2 Kon.23:13. 17. Die daarom het volk van Chemos genaamd worden; Num.21:29. 18. Namelijk, den Olijfberg. Van denwelken zie 2 Sam.15:30, en wordt genaamd, 2 Kon.23:13, de berg Maschith, dat is, des verdervers, omdat de Joden zich daar door afgoderij verdierven. 19. Ook Milcom genaamd, boven, vs.5.